terug


adem adem adem adem (♩= 125)


ik heb de lucht gevangen
in een rode plastic zak
de lucht de lucht
de graskadelucht van bij mij om de hoek
dus er zullen pollen in zweven
en stikstofgas zuurstofgas koolzuurgas beetje waterdamp die ooit gracht was
en regen (plaatje uit het aardrijkskundeboek) en tranen
en smeltende sneeuw en stoom aan de rand van een ovenschaal is ook
het vruchtwater van een mammoet geweest
ik heb jachtluipaardenspuug in een rode plastic zak en stof want overal zweeft stof is huid stof is huid wist je dat stof is huidcellen
wiens huidcellen in mijn rode plastic zak van een moeder zeker een moeder
en een kinderwagenbaby een bibliothecaris
en de dode die ooit het boek las waarop hij een beetje achterbleef
systeemkaartje A170
een hardloper over de graskade
hij rent 4.30 de kilometer om zijn verlies te verwerken ik heb zijn verlies in een rode
plastic zak hij denkt aan slaappillen
ik heb gedachten gevangen
over wat er gezegd had kunnen worden of dat nog in een e-mail kan
over het avondeten, hoe je een elektrische bakfiets nou in vredesnaam
moet starten van die laatste gedachte veel waarschijnlijk veel per dag, er staat hier een–
ik heb ziektes gevangen
ze vliegen door de zak tegen de randen die ik plots niet meer aan durf te raken
uitlaatgassen teer speeksel besmet met gif en pok en drauw en ander goor gedoe een
soepje van dat wat de doden doodt en toen uit hen is ontstegen zweeft hier de dood
zweeft
ik wil ‘m dichtknopen deze zak
voor altijd dichtknopen maar de lucht
die ik niet heb gevangen is ook, is overal is ook hier
en ik adem, ik adem – ik adem huid ik adem huid ik adem weefsel
ik adem een dode die filosofie las ik adem dood ik adem mensen die ademen ik adem adem
ik adem een baby en een bloem en een bacterie en kleine stukjes dode vis ik adem driehoeken en glimmende metalen ik adem adem
adem adem
adem adem


terug



© 2024 Nicole Kaandorp